Haring

De haring (Clupea harengus) is een straalvinnige vis van het noordelijk halfrond. De vis heeft een zilverkleurig lichaam met een grijsgroene of blauwgroene rug. Haringen worden circa 45 cm lang en kunnen maximaal een kilogram wegen. De maximale leeftijd is 22 jaar. Ze leven tot een diepte van 200 meter.

De larven leven van plankton, de volwassen dieren van groter plankton (zoals roeipootkreeftjes), garnalen en kleinere vissen. Haringen komen voor in grote scholen (van soms miljoenen dieren). Aan dit laatste danken zij ook hun naam; haring werd in Oudnederlands als 'heering' geschreven. Het woord is afgeleid van 'heer' in de betekenis van legerschare. Het is dus een vis die in grote scholen als een 'heer' door het water trekt. Natuurlijke vijanden van de haring zijn andere vissen en vogels.

In de Noordzee worden vier hoofdpopulaties onderscheiden. De verschillende haringpopulaties paaien op verschillende momenten:

    De Buchan-Shetland-haringen paaien in augustus en september voor de Schotse en Shetlandse kusten.
    Op de Doggersbank paaien de haringen van augustus tot oktober.
    De nog zuidelijkere populatie paait nog later, van november tot januari. Dit zijn haringen van de Southern Bight of Downs.
    De maatjesharing paait elk voorjaar in de Oostzee en komt daarna via het Skagerrak naar de Noordzee.

Deze vier populaties leven buiten het paaiseizoen door elkaar. Tijdens het seizoen komt elke populatie bij elkaar op de eigen paaigronden.

Vroeger bestond een vijfde populatie, de zuiderzeeharing, die in de voormalige Zuiderzee paaide. Deze populatie stierf uit na het dichten van de Afsluitdijk, waarbij het IJsselmeer