Ondanks veroudering nog steeds efficiënt

01 mei 2015

De vloot vriestrawlers onder Nederlandse vlag is dit jaar verder in aantal geslonken. In totaal telt de vloot negen vaartuigen, waarvan er één, de SCH-27 ‘Scombrus’, al enkele jaren niet meer deel neemt aan de visserij. De acht overgebleven actieve vriestrawlers zijn, op twee na, de leeftijd van vijftien jaar ruim gepasseerd.

De trawlervloot veroudert in rap tempo. De SCH-302 ‘Willem van der Zwan’ en de KW-174 ‘Annelies Ilena’ zijn met hun vijftien jaar de ‘jongste’ eenheden van de Nederlandse vloot. Van het achttal is de SCH-6 van rederij W. van der Zwan & Zonen de oudste. Deze vriestrawler werd in 1984 op de toenmalige Ysselwerf gebouwd. Om er voor te zorgen dat de schepen met hun tijd mee kunnen gaan, heeft het gros de afgelopen jaren een ingrijpende refit ondergaan. De rederijen hebben veel geïnvesteerd in verbetering van de accommodaties, de veiligheid aan boord maar ook aanpassingen laten uitvoeren die de duurzaamheid ten goede komen. Er is min of meer een groene golf over de trawlers heen gerold, want naast diverse aanpassingen aan de motoren zijn ook de koel- en vriesinstallaties onder handen genomen. De meeste voldoen nu aan de strengste milieueisen. Terwijl de Nederlandse rederijen niet de ruimte hebben om nieuw te bouwen en al jaren met het zelfde materiaal vissen, brengen Noorwegen, Ierland en Denemarken aan de lopende band nieuwe combitrawlers en purse-seiners in de vaart. Met name Noorwegen heeft haar vloot stevig verjongd en in omvang doen toenemen. Immers de schepen die in de vaart komen, zijn vrijwel allemaal fiks groter dan hun voorgangers, waarvan sommige in Marokko of onder vreemde vlag een nieuw leven starten. Naast de traditionele Noorse werven plukken ook scheepswerven van elders de vruchten van de enorme boost van de pelagische vloot. Scheepswerf Karstensen in het Deense Skagen heeft in pakweg twaalf jaar tijd zo’n 23 spiksplinternieuwe trawlers/purse-seiners aan Noorse, Ierse en Deense opdrachtgevers afgeleverd. Het gaat om schepen die in lengte variëren van 50 meter tot bijna 90 meter. In juli 2014 leverde de Deense werf de 70 meter lange S-764 ‘Astrid’ af aan een gecombineerde Deens Zweedse rederij. Voor dit jaar staan er twee nieuwe pelagische combitrawlers voor Noorwegen op stapel en een purse-seiner voor een Ierse opdrachtgever. Volgend jaar moet de werf twee Deense en een Schotse combitrawler bouwen. Een daarvan is de bijna 90 meter lange ‘Ruth’ voor een Deense rederij. Voor 2017 ligt tot slot nog een purse-seiner voor Schotland op de tekentafel. Het betreft hier een vaartuig dat langer is dan 70 meter. In tegenstelling tot de Nederlandse reders zien Noorse, Schotse en Deense visserijbedrijven volop kans om vrucht te plukken van de gunstige omstandigheden waarin de pelagische visbestanden zich bevinden door te investeren in almaar grotere en snellere schepen. Op de foto de SCH-72 ‘Frank Bonefaas’ van rederij Vrolijk. Deze trawler werd in 1993 gebouwd en begin 1994 in de vaart gebracht en is inmiddels tweeëntwintig jaar oud. Ondanks hun ouderdom zijn deze schepen uiterst efficiënt met een lage ecologische footprint. Zij voorzien vooral derde wereldlanden van goedkope eiwitten in de vorm van onder andere haring, makreel en horsmakreel. (foto W.M. den Heijer)